Oefening 1 zinsdelen

Beantwoord de vragen.

Selecteer het juiste antwoord.

1. 

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
De minister laat de leraren niet eerder testen.

2. 

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
Van Vleuten heeft de Europese titel gewonnen.

3. 

Welk zinsdeel is hier bijwoordelijke bepaling? 
De minister geeft de leraren geen voorrang bij het testen.

4. 

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Het elftal zal het zonder Messi moeten doen.

5. 

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Tijdens de storm waaide de schoorsteen van het dak.

6. 

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De minister geeft de leraren geen voorrang bij het testen.

7. 

Wat is het naamwoordelijke gezegde in de volgende zin? 
Zij is erg ziek gewordenvan het virus.

8. 

Wat is de persoonsvorm in de zin?
De jonge hond at de brokken nog weken.

Veel gemaakte spelfouten-

Veel gemaakte spelfouten

In elke zin staat een spelfout. Geef aan welke zin foutloos.

1. 
Welke zin is goed?

A. Hij beantwoordt wel vaker mijn vragen niet.
B. Hij beantwoord wel vaker mijn vragen niet.

2. 
Welke zin is goed?

A. Heeft U uw salaris al ontvangen?
B. Heeft u uw salaris al ontvangen?

3. 
Welke zin is goed?

A. Je krijgt zeeën van tijd om die opgave te maken.
B. Je krijgt zeëen van tijd om die opgave te maken.

4. 
Welke zin is goed?

A. Door de coronapandemie krijgt het toerisme in Spanje een enorme klap.
B. Door de corona pandemie krijgt het toerisme in Spanje een enorme klap.

5. 
Welke zin is goed?

A. Hij kreeg ommiddellijk een gele kaart van de scheidsrechter.
B. Hij kreeg onmiddellijk een gele kaart van de scheidsrechter.

6. 
Welke zin is goed?

A.  De duitse trainer boekte eerder hele goede resultaten.
B.  De Duitse trainer boekte eerder hele goede resultaten.

7. 
Welke zin is goed?

A. De  gepote bloembollen zijn niet opgekomen.
B. De gepootte bloembollen zijn niet opgekomen.

8. 
Welke zin is goed?

A. Het  tevredenheidsonderzoek onderzoek wees uit dat er nog wel wat te verbeteren is.
B. Het  tevredenheidonderzoek onderzoek wees uit dat er nog wel wat te verbeteren is.

9. 
Welke zin is goed?

A. Wij vinden jou bijdrage de beste.
B. Wij vinden jouw bijdrage de beste.

Oefening woordvolgorde 2

DE JUISTE VOLGORDE VAN EEN NEDERLANDSE ZIN

Delen van een zin die met een voegwoord beginnen (=bijzin).

1. 
Welk antwoord bevat een juiste bijzinsvolgorde?

Hij verwachtte al .................................................................. .

2. 
Welk antwoord bevat een juiste bijzinsvolgorde?

Presentator Sjoerd van Ramshors overhandigde de prijzen .................................................................. .

3. 
Welk antwoord bevat een juiste bijzinsvolgorde?

Verstappen werd sportman van het jaar ................................................. .

4. 
De Sifan Hassan ....................................... , was ongekend goed.

Maak een goede bijzin bij bovenstaande hoofdzin.
Gebruik de volgende woorden: die liep daar het kampioenschap tijdens liep

5. 
De man/vrouw ........................................, gaat met de bokaal naar huis.

Maak een goede bijzin bij bovenstaande hoofdzin.
Gebruik de volgende woorden: meeste de stemmen die krijgt

6. 
Max Verstappen wilde niet wachten ......................................

Maak een goede bijzin bij bovenstaande hoofdzin.
Gebruik de volgende woorden: niet op wie snel was genoeg.

Oefening woordbenoeming

Benoem het gekleurde woord.

1. 

Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

2. 


Tom is  het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

3. 

Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

4. 

Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

5. 


Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

6. 

Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

7. 

Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

8. 

Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

9. 

Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze  Tour voor de eerste plaats.

10. 


Tom is het fietsen niet verleerd en gaat deze Tour voor de eerste plaats.

Oefening woordvolgorde

DE JUISTE VOLGORDE VAN EEN NEDERLANDSE ZIN

Je moet eerst alle vragen maken voordat je kunt nakijken.

1. 
Maak goede zinnen met de gegeven woorden. (Vul je antwoord in.)

tijdens de kerstvakantie wij drie dagen gaan.

2. 
Hieronder vind je 6 zinnen. Welke zinnen zijn goed?

3. 
Hieronder vind je 5 zinnen. Welke zinnen zijn goed?

4. 
Maak goede zinnen met de gegeven woorden. (Vul je antwoord in.)

naar amsterdam ik morgen ga.

5. 
Hieronder vind je 6 zinnen. Welke zinnen zijn goed?

6. 
Maak goede zinnen met de gegeven woorden. (Vul je antwoord in.)

aan de play-offs mag meedoen Ajax.  

Examen Nederlands havo 20021

Klik om de teksten te raadplegen.

Welk(e) woord(en) wordt/worden bedoeld?

1. 

onheilspellend

2. 

hardwerkend en sober 

3. 

rampzalig

4. 

met goede bedoelingen

5. 

de hoeveelheid vruchtbaar land en water die iemand nodig heeft om iets te produceren en het afval ervan te verwijderen.

6. 

steeds op dezelfde manier

7. 

normen en waarden die verbonden zijn aan (betaald) werk.

8. 

mensen die overwegend vegetarisch eten, maar af en toe wel een stukje vlees lusten.

9. 

karakter

10. 

begin van de dag

11. 

opschudding

12. 

tegen

Moeilijke woorden vmbo e-f-g-h

Woorden uit de basislijst schooltaalwoorden vmbo

Welk woord wordt bedoeld?
Selecteer je antwoord.
1. 

gebruiken

2. 

iets wat medebepalend is

3. 

in het algemeen

4. 

met veel vertakkingen

5. 

net als

6. 

een bepaalde rol of taak vervullen

7. 

van ouder op kind overgaand

8. 

iets/iemand uitsluitend

9. 

hoeveelheid

10. 

ook niet

Moeilijke woorden vmbo c-d

Woorden uit de basislijst schooltaalwoorden vmbo

Welk woord wordt bedoeld?
Selecteer je antwoord.
1. 

geschikt voor

2. 

vermogen om lasten te dragen

3. 

samenbrengen

4. 

als het moet

5. 

gemiddelde

6. 

kubieke centimeter

7. 

het goedmaken

8. 

soortgelijk

9. 

afgepaste hoeveelheid

10. 

bijeengebrachte informatie

11. 

informatie uitwisselen

12. 

rechte lijn in een cirkel

Moeilijke woorden vmbo (a-b)

Woorden uit de basislijst schooltaalwoorden vmbo

Welk woord wordt bedoeld?
Selecteer je antwoord.
1. 

bij wijze van spreken

2. 

nogal  

3. 

tegenhouden  

4. 

losmaken  

5. 

voordat  

6. 

dier dat op het land en in het water leeft

7. 

bijna  

8. 

van te voren  

9. 

in de eerste plaats

10. 

na elkaar  

11. 

hulp nodig hebben van  

12. 

beoordelen  

13. 

voortdurend  

14. 

in het begin  

Examen Nederlands vwo 2021

Moeilijke woorden uit het examen 2021 I

Welk woord wordt bedoeld?

1. 

moeilijke positie waarin je je gedwongen voelt rekening te houden met verschillende, vaak tegengestelde belangen.

2. 

tientallen jaren   

3. 

overeenstemming   

4. 

verwaand

5. 

buitengewoon goed   

6. 

bondgenootschap

7. 

oefening op universitair niveau

8. 

afleiden

9. 

de financiële middelen die men verwacht nodig te hebben. 

10. 

het zich steeds meer bemoeien van de overheid met de maatschappij