Oefening e è, é, ë ê ee of ée

Pastel Fred Marsman

Hoe schrijf je de woorden?

1. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

2. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

3. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

4. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

5. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

6. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

7. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

8. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

9. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

10. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

11. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

12. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

13. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

14. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

15. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

Werkwoorden

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden krijgen in de verleden tijd een andere klinker en het voltooid deelwoord eindigt op -en (voorbeeld schrijven - schreef – geschreven). Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te of -de achter de stam en het voltooid deelwoord eindigt op -t of -d (voorbeelden werken - werktegewerkt en reizen - reisde – gereisd).
Onregelmatige werkwoorden
De werkwoorden hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen noemen we onregelmatige werkwoorden Deze werkwoorden hebben soms afwijkende vormen in de tegenwoordige tijd en ook de verleden tijd is vaak onvoorspelbaar.
Meer informatie: Onze Taal

OEFENING
Hebben we hier te maken met een sterk, zwak of onregelmatig werkwoord?

1. 

blaffen

2. 

kiezen

3. 

tobben 

4. 

googelen

5. 

zullen

6. 

gebeuren

7. 

helpen

8. 

mogen

9. 

faxen

10. 

wandelen

11. 

ruziën

12. 

zwemmen

13. 

zeuren

14. 

denken

15. 

interesseren

16. 

kunnen

17. 

inchecken

18. 

overlijden

19. 

willen 

20. 

overtuigen

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden eindigen meestal op (e)n: Hij heeft de afstand gelopen, Het kind is gevallen, De boot is gezonken. Als je ze bijvoeglijk gebruikt, veranderen ze niet. (de gelopen afstand, het gevallen kind. de gezonken boot

Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden eindigen op -d of -t: gered, geknipt
Als je ze bijvoeglijk gebruikt, komt er een -e achter.
Je schrijft ze dan:

– zoals je ze hoort: de geredde drenkeling, het gewitte plafon
– zo kort mogelijk: de gehate leider, de verbrande gezichten

Voltooid deelwoorden beginnen meestal met ge, maar er zijn ook andere vormen: betrokken, ontstaan, herzien en vertrokken.

Oefening bijvoeglijk gebruikte voltooide deelwoorden

Wat is de juiste vorm?

1. 

De (vluchten) gevangene

2. 

De (verliezen) verkiezingen

3. 

De (verlichten) kamer

4. 

De (bekleden) armleuning

5. 

Het (verwennen) kind

6. 

Het (besteden) bedrag 

7. 

Het (bederven) vlees

8. 

De (instorten) flat

9. 

De (verbouwen) woning

10. 

De (hijsen) vlag 

11. 

De (verbouwen) woning

12. 

De (verbreden) weg 

13. 

Het (vergeten) schaap

14. 

De (landen) helikopter 

15. 

De (noemen) presentator 

16. 

De (lopen) race 

17. 

De (beginnen) finale

18. 

Het (uitbreiden) onderzoek

19. 

Het (vermissen) meisje

20. 

Het (verlaten) pand 

Engelsen over Nederlanders

Going Dutch

OEFENING

WAT BETEKENEN DE UITDRUKKINGEN?

1. 

Going dutch

2. 

Dutch day-off

3. 

Dutch nightingale

4. 

Dutch auction

5. 

Dutch uncle

6. 

Dutch oven

7. 

Dutch news

8. 

Dutch roll

9. 

Flying Dutchman

10. 

Dutch lottery

11. 

Dutch feast 

12. 

Dutch Crossing

Oefening l of ll

Pastel Fred Marsman

OEFENING

WAT IS DE JUISTE SCHRIJFWIJZE?

1. 

ba..on

2. 

e..ende

3. 

me..oen

4. 

a..ibi

5. 

i..egaliteit

6. 

a..ure

7. 

a..igator

8. 

i..usie

9. 

ko..ossaal

10. 

a..ias

11. 

bemidde..en

12. 

mi..igram

13. 

onmidde..ijk

14. 

mi..itie

15. 

i..ustratie

16. 

ko..onist

17. 

a..uminium

18. 

mi..imeter

19. 

mi..itant

20. 

a..inea

Oefening tweeklanken

EI of IJ en AU, OU of OE

OEFENING

WAT IS DE JUISTE SCHRIJFWIJZE?

1. 

Ik kon het n..we gangetje nog net ber..ken.

2. 

Hij kl..terde de st..le helling op.

3. 

Gedurende het schaakt..rnooi keek het publiek verb..sterd toe.

4. 

Hij dr..gde met gefronste wenkbr..wen.

5. 

De tr..we hond wilde niet in de t..l.

6. 

Hij is niet erg r..wig over het verlies van dat g..nige spelletje.

7. 

We ontsnapten maar n..welijks aan het dr..gende gevaar.

8. 

Zij keek jal..rs naar mijn besch..den bijdrage.

9. 

K..w jij altijd op een ..sje?

10. 

De kl..wen van de roofvogel ..sten al zijn aandacht.

11. 

Er kwam h..bel van de l..we soep.

12. 

De p..w l..dt onder zijn gedrag.

13. 

Het refr..n volgde na een korte p..ze.

14. 

De pr..s van de s..venirs viel mee.

15. 

Jouw st..l van schrijven is nogal dr..gend.

16. 

De d..ane bekeek de t..risten n..wkeurig. (3x)

Oefening persoonsvorm

De persoonsvorm
Een werkwoord noemen we de persoonsvorm als die in een zin aangeeft:

    • a. de tijd (tegenwoordige of verleden tijd)
    • b. enkelvoud of meervoud

Zie ook Cambiumned persoonsvorm, onderwerp en congruentie.

OEFENING

Wat is de persoonsvorm in de volgende zinnen?

1. 

Wij zullen deze oefening wel even maken.

2. 

Mopperend kwam hij de studio binnenlopen.

3. 

De schrijver komt morgen bij ons in klas uit zijn boek voorlezen .

4. 

Ik hoop hem dan weer te zien.

5. 

Dat antwoord gaf hij al eerder die avond.

6. 

Zoveel lawaai kan je niet maken op dit tijdstip.

7. 

Vorige competitie zou dat nooit gebeurd zijn.

8. 

Stop daar maar bij de ingang.

9. 

Men neme een theelepel zout om het op smaak te brengen.

10. 

De media hebben er weer veel kabaal over gemaakt.

11. 

Hou op met dat zeuren over een glas limonade willen drinken.

12. 

Hij zou dat werk afgemaakt hebben.

Oefening 3 stijlmiddelen

 

Opsomming ook wel enumeratie
Je kan een opsomming gebruiken om bepaalde onderdelen te laten opvallen. Vaak zit er in een opsomming een climax (een in kracht toenemende rij) of een anticlimax (een in kracht afnemende rij).
Asymmetrie
Door dingen bij elkaar te zetten waartussen geen verband is, ontstaat een grappig effect. We spreken dan van asymmetrie.

Retorische vraag 
Een retorische vraag is een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Het antwoord zit namelijk in de vraag opgesloten.

Zie ook Cambiumned

 

OEFENING 

Welk stijlmiddel wordt gebruikt? 
Opsomming/enumeratie, climax, anticlimax, asymmetrie of retorische vraag?
1. 

Hij had een stoer kapsel, stralende ogen, een krachtige kin en een loopneus.

2. 

Hebben wij dit niet mooi voor elkaar?

3. 

Dit jaar gaan we met het vliegtuig naar Nepal, met de camper naar Italië, met de trein naar Parijs en tenslotte met fiets en tent naar Drenthe.



4. 

Te laat, niet groeten, geen boek bij je, geen huiswerk gemaakt en nog een grote mond ook, dan heb je lef.

5. 

Onderweg zagen we prachtige bossen, mooie beekjes, baltsende korhoenders en het wrak van een vrachtwagen.

6. 

De pas afgestudeerden werden gelokt met buitenlandse reizen, delen in de winst, schoonmaker van de zaak, een auto van de zaak, gratis eerste klas reizen en een sportschool abonnement, maar toch kozen ze doodleuk al snel weer voor een andere baan.

7. 

Als je er niet meer tegen kan, kom dan naar mijn huis, daar vind je warmte, geborgenheid, stilte en altijd wel een borrel.

8. 

Moeten we niet aan het werk om deze toestand te verbeteren?

9. 

Honderden, duizenden, honderdduizenden zijn er al omgekomen in de oorlog in Oekraïne.

10. 

Zij is wereldberoemd, nou ja… in Europa, eh in Nederland dan, eh in Wageningen. Ik bedoel: daar hebben ze van haar gehoord.

Beeldspraak 2

Acryl Fred Marsman

Welke vorm van beeldspraak wordt gebruikt? 

1. 

De bus rijdt als een kamer door de nacht.

2. 

Ik ben
Een boom.

Van groei
Af aan
Ben ik
Van blad
Tot blad
Bekeken.

Toen
Heeft iemand
Een luis
Ontdekt
Op één
Van mij bladeren.

Nu word
Ik omgehakt.

Jan Arends

3. 

zoals wat ver is en gering
en lang vergeten voor het oud is

zoals een waskaars en een koekoek
en een oud boek en een glimlach
en wat onverwacht en zacht is en het eerste
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig
gaaf maar broos is
zo meen ik dat ook jij bent

 Jan Hanlo

4. 
Wat voor een beeldspraak vormen de witte woorden?


Hoge betonnen raten


verrijzen aan de westkant

van onze stad, daar komen

mensen, van die grote dwaze

bijen, bijeen – 


Fragment uit Groningen  van Huub Oosterhuis



5. 
Wat voor een beeldspraak vormen de witte woorden?


DRIE VRIENDEN

Drie vrienden gingen elk hun wegen luister wat ik van hen zeg:
Een gaf zijn geld aan geld en graan,
maar bij zijn graf bleef niemand staan.

Een gaf zijn hart een jonge vrouw
die eenzaam bleef in zware rouw.

Een lei zijn hart in 't dichterwoord
en eeuwig wordt zijn lied gehoord.

Adriaan de Roover. Verzen uit de grabbelton
Uitgeverij Van Maerlant, Antwerpen, 1947



6. 
Wat voor een beeldspraak vormen de witte woorden?


een klein beetje vuurwerk daarmee
ben ik tevreden o
winter geef mij
wat vrolijkheid
knip een stuk
van deze middag af
gooi een sprookje
in het water van de nacht

Uit het gedicht Langzaam van Hans Lodeizen

7. 
Wat voor een beeldspraak vormen de witte woorden?


De bibliotheek heeft
de nieuwe Lieke Marsman aangeschaft.

8. 


Met een dunne hand voor haar gezicht
Dempte de maan de helft van haar gezicht
Martinus Nijhoff

9. 

Toen werd de zee wel als een groot zwaar man
Van vroeger eeuw en kleeding, rijker dan
Nu in dit land zijn: bruin fluweel en zij
Als zilver en zwart vilt en pelterij
Vèr uit Siberisch Rusland; geel koper
Brandt vele lichtjes in de plooien der
Hoozen, in knoopen en in passement
Van het breed overkleed, wijd uithangend.

Uit: Mei van Herman Gorter

 

10. 
Wat voor een beeldspraak vormen de witte woorden?

Tijdens het proces draaiden ze hem de duimschroeven aan.

Vlaams

OEFENING

Wat betekenen de volgende woorden en uitdrukkingen uit het Vlaams?

1. 

kleedje

2. 

het jaar stillekens

3. 

ze zitten in het sukkelstraatje

4. 

volzet

5. 

ambetant

6. 

amai


7. 

bangelijk

8. 

als een hond in een kegelspel zijn

9. 

andere katten te geselen hebben

10. 

van zijn melk zijn

11. 

prijselijk

12. 

een valling hebben

13. 

zonneklopper

14. 

de spons erover

15. 

daar is een hoek vanaf