Signaalwoorden 2

Zie ook Onze Taal

OEFENING

Welk signaalwoord moet er ingevuld worden?

1. 

Stakende ambtenaren in Almere willen 12 procent meer loon, ..... de hoge inflatie.

2. 

..... vorige jaren is de inflatie afgelopen jaar enorm geweest.

3. 

..... was de wedstrijd begonnen ... de eerste gele kaart was een feit.

4. 

SIRE voert een campagne ..... voorkomen dat polariserende onderwerpen mensen uit elkaar spelen.

5. 

Je kunt Spaans leren door een cursus te volgen. ..... mogelijkheid is het houden van een lange vakantie in het land waar de taal gesproken wordt.

6. 

Bij het leggen van zonnepanelen nemen installatiebedrijven te weinig veiligheidsmaatregelen. ..... wordt er vaak nog zonder steigers gewerkt.

7. 

Duitsland heeft lang gewacht met de steun, ..... het escalatie vreesde.

8. 

..... het centrum van Kiev weer onder vuur ligt, schuilen veel mensen in de metro. 

9. 

..... Nederland beter wordt bestuurd, praat hij in zijn podcast met gasten die het niet bij klagen laten.

10. 

Ik vind het goed dat je mijn auto leent, ..... de verzekering eventuele schade dekt.

11. 

Zaterdag ga ik tennissen, zondag ga ik naar een voetbalwedstrijd waarna we nog gaan stappen in de stad. ..... heb ik best een vermoeiend weekend.

12. 

Vorig jaar liep ik drie keer in de week hard, ..... dit jaar lukt dat niet meer.

Debatteren

Het voeren van een debat
Bekijk eerst de instructies

 

      • Hebben jullie last van vliegschaamte?
        Wat zal de toekomst zijn.
        Beluister de podcast.
        Ben je na het beluisteren van mening veranderd? Komen jullie tot een gemeenschappelijk standpunt of lopen de meningen uiteen?

        Probeer de uitkomst(en) te formuleren.


    2. Wanneer spreek je van vriendschap?
    Beluister de podcast.

     

    Enkele podcasts met onderwerpen voor een debat

1. 

Hoe wil jij sterven?
Beluister de podcast.


2. 

Wanneer spreek je van vriendschap?
Beluister de podcast.

3. 

Heb jij hier als eens over nagedacht? Bespreek wat met elkaar het onderwerp.

4. 

Hebben jullie last van vliegschaamte?
Wat zal de toekomst zijn. Beluister de podcast.

Signaalwoorden

Zie ook Onze Taal

OEFENING

Welk verband geven gekleurde woorden aan in de zin?

1. 

Stakende ambtenaren in Almere willen 12 procent meer loon, vanwege de hoge inflatie
.

2. 

In vergelijking met vorige jaren is de inflatie afgelopen jaar enorm geweest.

3. 

Nauwelijks was de wedstrijd begonnen of de eerste gele kaart was een feit.

4. 

SIRE voert een campagne om te voorkomen dat polariserende onderwerpen mensen uit elkaar spelen.

5. 

Je kunt Spaans leren door een cursus te volgen. Een andere mogelijkheid is het houden van een lange vakantie in het land waar de taal gesproken wordt.

6. 

Bij het leggen van zonnepanelen nemen installatiebedrijven te weinig veiligheidsmaatregelen. Zo wordt er vaak nog zonder steigers gewerkt.

7. 

Duitsland heeft lang gewacht met de steun, omdat het escalatie vreesde.

8. 

Doordat het centrum van Kiev weer onder vuur ligt, schuilen veel mensen in de metro. 

9. 

Opdat Nederland beter wordt bestuurd, praat hij in zijn podcast met gasten die het niet bij klagen laten.

10. 

Ik vind het goed dat je mijn auto leent, mits de verzekering eventuele schade dekt.

11. 

Zaterdag ga ik tennissen, zondag ga ik naar een voetbalwedstrijd waarna we nog gaan stappen in de stad. Alles bij elkaar genomen heb ik best een vermoeiend weekend.

12. 

Vorig jaar liep ik drie keer in de week hard, maar dit jaar lukt dat niet meer.

Verwijswoorden

Verband in een zin kun je aangeven met verwijswoorden.
Verwijswoorden kunnen vooruit en naar iets wat al eerder is genoemd verwijzen.

Verwijswoorden kunnen zijn:

  • Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
    Je gebruikt hij en zijn voor mannelijke woorden, zij en haar voor vrouwelijke woorden en het en zijn voor onzijdige woorden.
    Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig? (klik hier om op te zoeken)

    Hun gebruik je als meewerkend voorwerp zonder aan of voor. In de andere gevallen gebruik je hen.
  • Aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden
    - Aanwijzend: deze en die verwijzen naar de-woorden, dit en dat naar het-woorden.
    - Betrekkelijk:
    die verwijst naar de-woorden, dat naar het-woorden.
      Het betrekkelijk voornaamwoord wat gebruik je:
    - na onbepaalde woorden (iets, alles, enige …);
    - de overtreffende trap (het leukste, het lelijkste ...);

    - als je het kunt vervangen door datgene wat;
    - als het verwijst naar een voorafgaande zin.
  • Bijwoorden
    Bijwoorden als hierop, eraan, daarin, en waarop verwijzen naar: woorden, woordgroepen en naar (delen van) zinnen.

Welke verwijswoorden moeten er ingevuld worden?

1. 

De generatie ...... geboren is tijdens de babyboom, een periode met hoge geboortecijfers na WOII, noemen we boomers.

2. 

De gemeente geeft voorlichtingsavonden ..... verschillende actuele onderwerpen aan de orde komen. 

3. 

Het eerste ..... je dan moet doen, is je handen wassen.

4. 

Ik moet nog steeds naar de fysiotherapeut en ..... valt niet mee.

5. 

De stijl van Sylvia Witteman bevalt me wel: ..... is humoristisch en geloofwaardig.

6. 


Het gezelschap heeft ..... cabaretvoorstellingen na de Coronacrisis weer hervat.

7. 

Heb jij je vrienden nog gezien en ..... uitgenodigd voor het feest?

8. 

In Almelo zijn vannacht een kringloopwinkel, een depot van PostNL en een sportschool afgebrand; ik heb ..... net op teletekst gelezen.

9. 

Als je last hebt van slecht slapen, stress, snel huilen en onzekerheid, kan ..... zijn dat je overspannen raakt of een burn-out hebt.

10. 

Het kind ..... vaak spijbelt, heeft vaak problemen met andere leerlingen of met ..... ouders.

11. 

Je kunt je ideeën mailen naar de ..... bestemde afdeling van de hogeschool.

12. 

Het portret van een dame met hoed ..... ik net heb opgehangen, is van de muur gevallen.

Woord van het jaar

Elk jaar wordt er een woord van het jaar gekozen.

Ken jij de betekenis (nog)?

1. 

anderhalvemetersamenleving (2020)

2. 

blokkeerfries (2018)

3. 

klimaatklever (2022)

4. 

dagobertducktaks (2014)

5. 

bokitoproof  (2007)

6. 

prikspijt (2021)

7. 

boomer (2019)

8. 

treitervlogger  (2016)

9. 

tuigdorp (2011)

10. 

selfie (2013)

11. 

sjoemelsoftware  (2015)

12. 

appongeluk (2017)

Synoniemen

Synoniemen zijn woorden met ongeveer dezelfde betekenis.

Welk woord is een synoniem van  ...?

1. 

geinponem

2. 

bofkont

3. 

kletskous

4. 

gepeupel

5. 

drommels

6. 

blubber

7. 

scherpslijper

8. 

doos

9. 

bedotten

10. 

sleurhut

11. 

complicatie

12. 

beletsel

13. 

tante Betje

14. 

hachelijk

15. 

markant

Contaminaties

Je spreekt van een contaminatie als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte door elkaar haalt.

Heb je in de volgende zinnen te maken met een contaminatie?

1. 

Hij heeft daar niet zo veel melk in te brokkelen.

2. 

Zij verwachtte niet dat over zoiets iemand zo kwaad over kan worden. 

3. 

Hij wil de mensen meuk maken.

4. 

Op de vlakke, gladde ijsbaan van Winterswijk kon al weer geschaatst worden.

5. 

Hij refereert daarbij naar zijn vorige mail.

6. 

Tijdens het mondelinge gesprek werd de zaak duidelijk. 

7. 

Hij irriteert zich aan de presentator.

8. 

De rechtszaak moet voorkomen dat de Ex-topman van ABN AMRO zijn financiële verplichtingen niet nakomt.

9. 

Ik zal je bij hem aanrecommanderen. 

10. 

Als leraar Nederlands zijnde kwam ik dit soort fouten vaak tegen.

11. 

Het is duidelijk dat zij in de goede smaak viel.

12. 

De wereldwijde pandemie bereikte vorig jaar haar hoogtepunt. 

Historische begrippen (B)

Wat is de betekenis van de volgende woorden?

1. 

babyboom

2. 

bakeliet

3. 

begijn

4. 

Berlijnse Muur

5. 

Biblebelt

6. 

Birma-spoorlijn

7. 

Blitzkrieg

8. 

Boerenoorlogen

9. 

Bokkenrijders

10. 

Bourgeoisie 

Historische begrippen (A)

Wat is de betekenis van de volgende woorden?

1. 

abolitionisme

2. 

abortus 

3. 

absolutisme

4. 

aderlating

5. 

aflaat

6. 

achilleshiel 

7. 

anarchisme

8. 

antisemitisme

9. 

apartheid

10. 

autonomie

Franse invloed

Franse invloed op het Nederlands

Ken jij de volgende Franse woorden?

1. 

allez

2. 

allee

3. 

alimentatie

4. 

amoureus

5. 

après-ski

6. 

assemblage

7. 

aubade

8. 

barage

9. 

bijouterie

10. 

bonnefooi

11. 

bourgeoisie 

12. 

boulevard

13. 

bravoure 

14. 

bretel

15. 

broche