Spreekwoorden

Welk spreekwoord wordt uitgebeeld?

Kies het juiste antwoord.

1. 









2. 












3. 









4. 










5. 













6. 








7. 












8. 











9. 











10. 














Oefening werkwoordspelling

Jeugdsentiment: Dappere Dodo en Comedy Capers


OEFENING

Welke werkwoordvorm moet je hier gebruiken?
tt = tegenwoordige tijd, vt = verleden tijd, VD = Voltooid deelwoord

1. 

In mijn jeugd ..... (worden vt) er bijna geen kinderprogramma’s uitgezonden.

2. 

In 1955 ..... (verschijnen tt) Dappere Dodo als eerste kinderserie op de televisie.

3. 

Dappere Dodo en zijn vrienden ..... (reizen vt) de wereld rond op zoek naar avontuur.

4. 

Daarnaast ..... (kijken vt) we vaak naar Comedy Capers.

5. 

In Comedy Capers werd nog heel weinig ..... (spreken VD).

6. 

De grappen in de serie ..... (bestaan vt) vooral uit het mislukken van allerlei acties.


7. 

De namen die ik me ..... (herinneren tt), zijn Charlie Chaplin, Laurel and Hardy, The Keystone Kops en Ben Turpin.

8. 

Charlie Chaplin(zijn vt) acteur, componist, regisseur, en vooral  komiek.

9. 

Laurel and Hardy, of Stan en Ollie .... (krijgen vt) in  Nederland de bijnaam ‘De dikke en de dunne’.

10. 

De serie The Keystone Kops ..... (gaan vt) over een groep volledig ongeschikte politiemensen.

11. 

Ben Turpin (hij gebruikte zijn scheelheid als handelsmerk) ..... (weten tt) op een slimme manier zijn geld te beleggen.

12. 

Ben, opgegroeid in armoedige omstandigheden, is uiteindelijk als een gefortuneerd man ..... (sterven VD).

Oefening au ou of oe

 


Pastel Fred Marsman

OEFENING

WAT IS DE JUISTE SCHRIJFWIJZE?

1. 

Wat is juist?

2. 

Wat is juist?
   

3. 

Wat is juist?

4. 

Wat is juist?

5. 

Wat is juist?
   

6. 

Wat is juist?

7. 

Wat is juist?

8. 

Wat is juist?

9. 

Wat is juist?
     

10. 

Wat is juist?

11. 

Wat is juist?

12. 

Wat is juist?

13. 

Wat is juist?
   

14. 

Wat is juist?

15. 

Wat is juist?

16. 

Wat is juist?

17. 

Wat is juist?
   

18. 

Wat is juist?

19. 

Wat is juist?

20. 

Wat is juist?

IJspret


Tekening Fred Marsman (11jaar,1963)

OEFENING

Wat betekenen de woorden?

1. 

bijt

2. 

axel

3. 

heat

4. 

pirouette


5. 

wak

6. 

Lutz

7. 

klunen

8. 

friese doorlopers





9. 

stayer

10. 

krabbelaar

Oefening c ck cc of k

 


Pastel Fred Marsman

OEFENING

WAT IS DE JUISTE SCHRIJFWIJZE?

1. 

Wat is juist?

2. 

Wat is juist?

3. 

Wat is juist?

4. 

Wat is juist?

5. 

Wat is juist?

6. 

Wat is juist?

7. 

Wat is juist?

8. 

Wat is juist?

9. 

Wat is juist?

10. 

Wat is juist?

11. 

Wat is juist?

12. 

Wat is juist?

13. 

Wat is juist?

14. 

Wat is juist?

15. 

Wat is juist?

16. 

Wat is juist?

17. 

Wat is juist?

18. 

Wat is juist?

19. 

Wat is juist?

20. 

Wat is juist?

Oefening e è, é, ë ê ee of ée

Pastel Fred Marsman

Hoe schrijf je de woorden?

1. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

2. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

3. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

4. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

5. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

6. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

7. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

8. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

9. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

10. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

11. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

12. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

13. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

14. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

15. 

Wat is de juiste schrijfwijze?

Werkwoorden

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden krijgen in de verleden tijd een andere klinker en het voltooide deelwoord eindigt op -en (voorbeeld  schrijven - geschreven – geschreven). Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te  of  -de  achter de stam en het voltooide deelwoord eindigt op  -t of  - d (voorbeelden werken - gewerktgewerkt en  reizen - reisde – gereisd).  

Onregelmatige werkwoorden
De werkwoorden
hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen noemen we onregelmatige werkwoorden. Deze werkwoorden hebben soms afwijkende vormen in de tegenwoordige tijd en ook de verleden tijd is vaak onvoorspelbaar.
Meer informatie: Onze Taal

OEFENING
Hebben we hier te maken met een sterk, zwak of onregelmatig werkwoord?

1. 

blaffen

2. 

kiezen

3. 

tobben 

4. 

googelen

5. 

zullen

6. 

gebeuren

7. 

helpen

8. 

mogen

9. 

faxen

10. 

wandelen

11. 

ruziën

12. 

zwemmen

13. 

zeuren

14. 

denken

15. 

interesseren

16. 

kunnen

17. 

inchecken

18. 

overlijden

19. 

willen 

20. 

overtuigen

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Voltooide deelwoorden van sterke werkwoorden eindigen meestal op (e)n: Hij heeft de afstand gelopen., Hij is al begonnen., De boot is gezonken. Als je het voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt, verandert het niet. (de gelopen afstand, het begonnen werk, de gezonken boot)

Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden eindigen op  -d  of  -t: gered , geknipt. Als je ze bijvoeglijk gebruikt, komt er een -e achter. Je schrijft ze dan: – zoals je ze hoort: de geredde drenkeling, het gewitte plafond, – zo kort mogelijk: de gehate leider, de verbrande gezichten. Voltooid deelwoorden beginnen meestal met ge, maar er zijn ook andere vormen: betrokken, ontstaan, herzien en vertrokken.

Oefening bijvoeglijk gebruikte voltooide deelwoorden

Wat is de juiste vorm ?

1. 

De (vluchten) gevangene

2. 

De (verliezen) verkiezingen

3. 

De (verlichten) kamer

4. 

De (bekleden) armleuning

5. 

Het (verwennen) kind

6. 

Het (besteden) bedrag 

7. 

Het (bederven) vlees

8. 

De (instorten) flat

9. 

De (verbouwen) woning

10. 

De (hijsen) vlag 

11. 

De (verbouwen) woning

12. 

De (verbreden) weg 

13. 

Het (vergeten) schaap

14. 

De (landen) helikopter 

15. 

De (noemen) presentator 

16. 

De (lopen) race 

17. 

De (beginnen) finale

18. 

Het (uitbreiden) onderzoek

19. 

Het (vermissen) meisje

20. 

Het (verlaten) pand 

Engelsen over Nederlanders

Going Dutch

OEFENING

WAT BETEKENEN DE UITDRUKKINGEN?

1. 

Going dutch

2. 

Dutch day-off

3. 

Dutch nightingale

4. 

Dutch auction

5. 

Dutch uncle

6. 

Dutch oven

7. 

Dutch news

8. 

Dutch roll

9. 

Flying Dutchman

10. 

Dutch lottery

11. 

Dutch feast 

12. 

Dutch Crossing

Oefening l of ll

Pastel Fred Marsman

OEFENING

WAT IS DE JUISTE SCHRIJFWIJZE?

1. 

ba..on

2. 

e..ende

3. 

me..oen

4. 

a..ibi

5. 

i..egaliteit

6. 

a..ure

7. 

a..igator

8. 

i..usie

9. 

ko..ossaal

10. 

a..ias

11. 

bemidde..en

12. 

mi..igram

13. 

onmidde..ijk

14. 

mi..itie

15. 

i..ustratie

16. 

ko..onist

17. 

a..uminium

18. 

mi..imeter

19. 

mi..itant

20. 

a..inea