Examen Nederlands havo 20021

Klik om de teksten te raadplegen.

Welk(e) woord(en) wordt/worden bedoeld?

1. 

begin van de dag

2. 

steeds op dezelfde manier

3. 

rampzalig

4. 

karakter

5. 

hardwerkend en sober 

6. 

opschudding

7. 

onheilspellend

8. 

mensen die overwegend vegetarisch eten, maar af en toe wel een stukje vlees lusten.

9. 

normen en waarden die verbonden zijn aan (betaald) werk.

10. 

met goede bedoelingen

11. 

tegen

12. 

de hoeveelheid vruchtbaar land en water die iemand nodig heeft om iets te produceren en het afval ervan te verwijderen.

Moeilijke woorden vmbo e-f-g-h

Woorden uit de basislijst schooltaalwoorden vmbo

Welk woord wordt bedoeld? Selecteer je antwoord.

1. 

met veel vertakkingen

2. 

in het algemeen

3. 

net als

4. 

een bepaalde rol of taak vervullen

5. 

iets wat medebepalend is

6. 

van ouder op kind overgaand

7. 

gebruiken

8. 

ook niet

9. 

iets/iemand uitsluitend

10. 

hoeveelheid

Moeilijke woorden vmbo c-d

Woorden uit de basislijst schooltaalwoorden vmbo

Welk woord wordt bedoeld? Selecteer je antwoord.

1. 

kubieke centimeter

2. 

informatie uitwisselen

3. 

soortgelijk

4. 

rechte lijn in een cirkel

5. 

samenbrengen

6. 

het goedmaken

7. 

vermogen om lasten te dragen

8. 

afgepaste hoeveelheid

9. 

geschikt voor

10. 

bijeengebrachte informatie

11. 

als het moet

12. 

gemiddelde

Moeilijke woorden vmbo (a-b)

Woorden uit de basislijst schooltaalwoorden vmbo

Welk woord wordt bedoeld? Selecteer je antwoord.

1. 

voordat  

2. 

dier dat op het land en in het water leeft

3. 

losmaken  

4. 

nogal  

5. 

in de eerste plaats

6. 

beoordelen  

7. 

voortdurend  

8. 

bijna  

9. 

hulp nodig hebben van  

10. 

tegenhouden  

11. 

in het begin  

12. 

van te voren  

13. 

na elkaar  

14. 

bij wijze van spreken

Examen Nederlands VWO 2021

Moeilijke woorden uit het examen 2021  - 1

Welk woord wordt bedoeld?

1. 

de financiële middelen die men verwacht nodig te hebben. 

2. 

het zich steeds meer bemoeien van de overheid met de maatschappij

3. 

moeilijke positie waarin je je gedwongen voelt rekening te houden met verschillende, vaak tegengestelde belangen.

4. 

overeenstemming   

5. 

oefening op universitair niveau

6. 

verwaand

7. 

afleiden

8. 

tientallen jaren   

9. 

bondgenootschap

10. 

buitengewoon goed   

Voornaamwoorden

BENOEM DE GEKLEURDE VOORNAAMWOORDEN 

1. 

Wat voor een beoordeling het erfstuk zal krijgen, weet ik niet.

2. 

Wie zal ik meenemen naar de uitzending?

3. 

Niemand kon weten wat de pandemie voor ons zou gaan betekenen.

4. 

Ik ben benieuwd of we in beeld komen.

5. 

Hier is een zeldzaam exemplaar dat ik geërfd  heb.

6. 

Hopelijk heb ik me niet in de datum vergist.

7. 

Met dat exemplaar ga ik volgende naar Tussen Kunst en Kitsch.

8. 

Wat voor bezwaar heb je tegen het vaccin?

9. 

Wat voor een beoordeling mijn erfstuk zal krijgen, weet ik niet.

10. 

Niemand kon weten wat de pandemie voor ons zou gaan betekenen.

11. 

Wat voor bezwaar heb je tegen het vaccin?

proef

Welcome to your %Spellongoefening 1%

1. 
Wat is de persoonsvorm

engww-7
Het is koud.

2. 
Vul de juiste letter(s)in

Het gebeur..

Drag and Drop File Here or Browse
3. 
Vul de juiste letter(s)in

Hij antwoor... onmi..e..ijk

Oefening samengestelde zinnen

Wat voor een bijzin is het gekleurde zinsgedeelte?

1. 

Wie niet te overtuigen is, heeft de wetenschap ook niets te bieden.

2. 

Heel lang dacht de regering dat de pandemie goed bestreden werd.

3. 

Waarom mensen niet gevaccineerd willen worden, is mij niet altijd duidelijk.

4. 

Het antwoord van de deskundige was dat zij zich voorbereidden op code zwart.

5. 

Het gevolg is dat deze variant de mensen minder ziek maakt.

6. 

Het werk ging ook 's nachts door omdat er te weinig verpleegkundigen waren.

7. 

Omdat steeds minder mensen zich aan de regels houden, zal de lockdown mogelijk langer duren.

8. 

Vrijwilligers denken dat ze de mensen kunnen overhalen tot het halen van een prik.

Nationaal dictee 2021

Selecteer het/de woord(en) die goed gespeld zijn.

1. 

Welk antwoord is juist?

2. 

Welk antwoord is juist?

3. 

Welk antwoord is juist?

4. 

Welk antwoord is juist?

5. 

Welk antwoord is juist?

6. 

Welk antwoord is juist?

7. 

Welk antwoord is juist?

8. 

Welk antwoord is juist?

9. 

Welk antwoord is juist?

10. 

Welk antwoord is juist?

Oefening verhaalanalyse

WAAR OF ONWAAR?

Goede antwoorden geven (door middel van filmpjes) extra uitleg.
1. 

Als de verteller niet deelneemt aan de handeling en commentaar geeft op de gebeurtenissen, is er een ik-verteller aan het woord.

2. 

Als je je verhaal beleeft door de ogen van verschillende hij/zij-figuren heb je te maken met een personaal perspectief.

3. 

Als je de beschreven gebeurtenissen niet verwacht in de ruimte waar ze zich afspelen, spreek je van contrast tussen ruimte en handeling.

4. 

Als je je kunt inleven in een/de hoofdfiguur, zal je het verhaal spannender vinden.

5. 

Een sujet geeft geen chronologische samenvatting van de gebeurtenissen in een verhaal.

6. 

Een motto is niet hetzelfde als een opdracht.

7. 

Als je je afvraagt waarom bepaalde gebeurtenissen lopen zoals ze lopen, is er sprake van een open plek.

8. 

Een leidmotief komt maar eenmaal voor in een verhaal.

9. 

Als je in een samenvatting het aantal pagina's of regels van het verhaal noemt, heb je het over de verteltijd.

10. 

Een karakter maakt in een verhaal geen ontwikkeling door.