Moeilijke woorden vmbo c-d

Woorden uit de basislijst schooltaalwoorden vmbo

Welk woord wordt bedoeld? Selecteer je antwoord.

1. 

afgepaste hoeveelheid

2. 

geschikt voor

3. 

bijeengebrachte informatie

4. 

gemiddelde

5. 

het goedmaken

6. 

als het moet

7. 

kubieke centimeter

8. 

soortgelijk

9. 

rechte lijn in een cirkel

10. 

samenbrengen

11. 

informatie uitwisselen

12. 

vermogen om lasten te dragen

Moeilijke woorden vmbo (a-b)

Woorden uit de basislijst schooltaalwoorden vmbo

Welk woord wordt bedoeld? Selecteer je antwoord.

1. 

bijna  

2. 

bij wijze van spreken

3. 

in het begin  

4. 

losmaken  

5. 

na elkaar  

6. 

hulp nodig hebben van  

7. 

tegenhouden  

8. 

beoordelen  

9. 

voortdurend  

10. 

in de eerste plaats

11. 

van te voren  

12. 

voordat  

13. 

nogal  

14. 

dier dat op het land en in het water leeft

Examen Nederlands VWO 2021

Moeilijke woorden uit het examen 2021  - 1

Welk woord wordt bedoeld?

1. 

bondgenootschap

2. 

afleiden

3. 

buitengewoon goed   

4. 

de financiële middelen die men verwacht nodig te hebben. 

5. 

het zich steeds meer bemoeien van de overheid met de maatschappij

6. 

oefening op universitair niveau

7. 

overeenstemming   

8. 

moeilijke positie waarin je je gedwongen voelt rekening te houden met verschillende, vaak tegengestelde belangen.

9. 

tientallen jaren   

10. 

verwaand

Voornaamwoorden

BENOEM DE GEKLEURDE VOORNAAMWOORDEN 

1. 

Hopelijk heb ik me niet in de datum vergist.

2. 

Niemand kon weten wat de pandemie voor ons zou gaan betekenen.

3. 

Niemand kon weten wat de pandemie voor ons zou gaan betekenen.

4. 

Met dat exemplaar ga ik volgende naar Tussen Kunst en Kitsch.

5. 

Wat voor een beoordeling mijn erfstuk zal krijgen, weet ik niet.

6. 

Wat voor een beoordeling het erfstuk zal krijgen, weet ik niet.

7. 

Ik ben benieuwd of we in beeld komen.

8. 

Hier is een zeldzaam exemplaar dat ik geërfd  heb.

9. 

Wat voor bezwaar heb je tegen het vaccin?

10. 

Wie zal ik meenemen naar de uitzending?

11. 

Wat voor bezwaar heb je tegen het vaccin?

proef

Welcome to your %Spellongoefening 1%

1. 
Wat is de persoonsvorm

engww-7
Het is koud.

2. 
Vul de juiste letter(s)in

Het gebeur..

Drag and Drop File Here or Browse
3. 
Vul de juiste letter(s)in

Hij antwoor... onmi..e..ijk

Oefening samengestelde zinnen

Wat voor een bijzin is het gekleurde zinsgedeelte?

1. 

Het gevolg is dat deze variant de mensen minder ziek maakt.

2. 

Het werk ging ook 's nachts door omdat er te weinig verpleegkundigen waren.

3. 

Waarom mensen niet gevaccineerd willen worden, is mij niet altijd duidelijk.

4. 

Vrijwilligers denken dat ze de mensen kunnen overhalen tot het halen van een prik.

5. 

Omdat steeds minder mensen zich aan de regels houden, zal de lockdown mogelijk langer duren.

6. 

Het antwoord van de deskundige was dat zij zich voorbereidden op code zwart.

7. 

Wie niet te overtuigen is, heeft de wetenschap ook niets te bieden.

8. 

Heel lang dacht de regering dat de pandemie goed bestreden werd.

Nationaal dictee 2021

Selecteer het/de woord(en) die goed gespeld zijn.

1. 

Welk antwoord is juist?

2. 

Welk antwoord is juist?

3. 

Welk antwoord is juist?

4. 

Welk antwoord is juist?

5. 

Welk antwoord is juist?

6. 

Welk antwoord is juist?

7. 

Welk antwoord is juist?

8. 

Welk antwoord is juist?

9. 

Welk antwoord is juist?

10. 

Welk antwoord is juist?

Oefening verhaalanalyse

WAAR OF ONWAAR?

Goede antwoorden geven (door middel van filmpjes) extra uitleg.
1. 

Als je de beschreven gebeurtenissen niet verwacht in de ruimte waar ze zich afspelen, spreek je van contrast tussen ruimte en handeling.

2. 

Een karakter maakt in een verhaal geen ontwikkeling door.

3. 

Als je je afvraagt waarom bepaalde gebeurtenissen lopen zoals ze lopen, is er sprake van een open plek.

4. 

Als je je kunt inleven in een/de hoofdfiguur, zal je het verhaal spannender vinden.

5. 

Als de verteller niet deelneemt aan de handeling en commentaar geeft op de gebeurtenissen, is er een ik-verteller aan het woord.

6. 

Een motto is niet hetzelfde als een opdracht.

7. 

Een leidmotief komt maar eenmaal voor in een verhaal.

8. 

Als je je verhaal beleeft door de ogen van verschillende hij/zij-figuren heb je te maken met een personaal perspectief.

9. 

Als je in een samenvatting het aantal pagina's of regels van het verhaal noemt, heb je het over de verteltijd.

10. 

Een sujet geeft geen chronologische samenvatting van de gebeurtenissen in een verhaal.

Oefening beeldspraak

Welke vorm van beeldspraak wordt gebruikt:

vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia of synesthesie?

1. 

De aanvoeder maakte zijn medespelers bittere verwijten na het gelijke spel.

2. 

Bij het afscheid sprak de afdelingsleider zoete woorden tot de vertrekkende leraar.

3. 

Ik denk dat we maar vroeg onder de wol kruipen want er is niets op TV vanavond.

4. 

Kjeld Nuis is zo sterk als een beer.

5. 

Na die woorden van de rector zweeg de zaal.

6. 

Het toeval wilde dat we hem daar weer tegenkwamen.

7. 

Sommige asielopvangcentra lijken meer kille gevangenissen.

8. 

De vrachtwagen donderde van de berg af.

9. 

Nu gaan controleren is volgens de burgemeester dweilen met de kraan open.

10. 

Toen zij zonder QR-code niet naar binnenmocht, ging ze tekeer als een mager speenvarken.

Understatement, hyperbool of eufemisme?

Welk stijlmiddel wordt gebruikt?

Zie ook CambiumNed

1. 

Met de tong op de schoenen kwamen ze bij de hut in de Himalaya aan.

2. 

Ik heb me bescheurd om zijn optreden.

3. 

Ik werd nog dezelfde middag geholpen aan mijn verlamde been.

4. 

Ik zie dat je dertig fout in je werk hebt, dat heeft nog wel een paar verbeteringen nodig.

5. 

Het trekken van de kies was niet geheel pijnloos.

Kiezen trekken in het verleden.

6. 

Heb jij nog steeds problemen met je stoelgang?

7. 

Na twee dagen zoeken was men toch bang dat er iets gebeurd zou zijn?

8. 

Als je dat nog een keer doet, sla ik je tot moes.