Tegenstelling, paradox, oxymoron of woordspeling?

Bij een tegenstelling worden tegengestelde dingen gecombineerd om meer op te  vallen.
Een paradox is een schijbare tegenstelling en bestaat uit een combinatie van zaken die op het eerste gezicht niet kan, maar die wel degelijk mogelijk is.
Een oxymoron is een stijlfiguur waarbij twee elkaar uitsluitende begrippen worden gecombineerd tot één begrip.
Bij een woordspeling worden één of meer woorden in twee betekenissen tegelijk gebruikt om een grappig effect te bereiken.

Welk stijlmiddel wordt gebruikt?
1. 

Ik kan alles weerstaan, behalve verleiding (Oscar Wilde).

2. 

Zij kocht die auto om af en toe te gaan wandelen.

3. 

Iemands vrienden zijn een groter gevaar dan zijn vijanden (W.F Hermans).

4. 

Niets is geheel waar, en zelfs dát niet (Multatuli).

5. 

Chuck Berry is de ongekroonde koning van de rock and roll.

6. 

Het verschil op de 5ooo meter was enorm klein.

7. 

Armin van Buuren woont liever vrijstaand.

8. 

De shorttrackers steunen elkaar door dik en dun.

9. 

Je moet altijd op tijd weten hoe laat het is.

10. 

Zij kocht daar voor goed slecht materiaal.

11. 

Die twee hebben al jaren een haat-liefdeverhouding.

12. 

Het kamerlid had op de uitslagenavond rode vlekken van opwinding op zijn gezicht

betekenis leenwoorden

Woorden die van oorsprong niet Nederlands zijn en die we toch als Nederlands beschouwen, noemen we leenwoorden.

Wat is de betekenis van deze leenwoorden? 

1. 

Luctor et Emergo

2. 

platonisch

3. 

aubade

4. 

cum laude

5. 

apocalyps

6. 

ad fundum 

7. 

ordner

8. 

einzelgänger

9. 

ragout

10. 

interbellum

11. 

radler

12. 

schlager 

Leenwoorden

Woorden die van oorsprong niet Nederlands zijn en die we toch als Nederlands beschouwen, noemen we leenwoorden.

Weet jij uit welke taal de volgende woorden komen?

1. 

apocalypse

2. 

affiche

3. 

schlager

4. 

democratie

5. 

cum laude

6. 

Carpe diem

7. 

platonisch

8. 

gourmetten

9. 

debuut

10. 

ragout

11. 

interbellum

12. 

aubade

13. 

checken

14. 

hypotheeek

15. 

radler

16. 

ordner

17. 

acteur

18. 

politiek

19. 

diner

20. 

sciencefiction

21. 

einzelgänger

22. 

bestseller

23. 

ad fundum

24. 

Luctor et Emergo

25. 

ober

Dat of wat?

 

Moet je dat of wat gebruiken?

1. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


.... ik nu eet, smaakt nergens naar. 

2. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


.... je zegt, ben je zelf.

3. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


Het meisje ....  daar loopt, heb ik al vaker gezien.

4. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


Het allereerste .... ik doe als ik wakker word, is een kopje thee drinken.

5. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


Tijdens het concert zal er toch .... beter gezongen moeten worden. 

6. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


.... zeg je daar?

7. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


Is er nog iets .... ik voor je kan doen?

8. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


Dit is het het laatste .... ik nog doe. 

9. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


Het boek .... ik las viel me nogal tegen.

10. 
A. Welk woord moet je invullen? B. Wat is de woordsoort?


Het museum gaat mogelijk failliet, ....een grote strop zou zijn voor voor de gemeenschap.

Taalproblemen

Wat is juist?

1. 

Hij is net zo handig .... zijn vader.

2. 

Herman was de enig... die er wat van durfde te zeggen.

3. 

Ik zie .... dat nog niet beter doen.

4. 

Ons restaurant vin.... u in het centrum van het dorp.

5. 

CambiumNed was in 2005 nog maar een websit... .

6. 

Het aangebrad ... vlees kan je nog wel een tijdje bewaren.

7. 

De ....jarige was heel blij met zijn booster.

8. 
Hoe moet de zin verbeterd worden?

Als leraar zijnde kan ik dit wel waarderen.

9. 

Het was een heerlijk etentje maar het kostte wel  .... .

10. 

Voor al .... taalfouten kunt bij dat bureau terecht.

11. 

Dat puppy van vorig jaar is nu al groter .... de hond van de buren.

12. 

Zonder aanzie... des persoon... werd het plein ontruimd.

Dialecten

1. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
kuierdroad 

2. 

A. Tot welk dialect behoort het woord ? B. Wat betekent het?
drijfsijssie

3. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
peur

4. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
keuje

5. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
vleeg

6. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
ons grutje

7. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
bledder

8. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
bolle

9. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
huulbessem

10. 

A. Tot welk dialect behoort het woord? B. Wat betekent het?
natnek 

Menno ter Braak – Uit het land van Gulbranssen

Lees het artikel en probeer de vragen te maken.

Vraag 13 is een debatopdracht. Overleg met je docent

1. 
[geschiedenis]
Als je weet dat de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen, wanneer zal dit artikel dan geschreven zijn?

2. 
[interpretatie]
In de eerste regel heeft Ter Braak het over: Een van de griezeligste verhalen ...

Wat was er zo griezelig?

3. 
[interpretatie]
Waardoor werden de bewoners van Oslo in eerste reactie gedreven?

4. 
[interpretatie]
Wat is volgens Menno ter Braak de enig juiste reactie?

5. 
[interpretatie]
Want wat was er volgens Ter Braak werkelijk aan de hand?

6. 
[interpretatie]
Hoe zou je de Skandinavische mentaliteit schetsen?

7. 
[interpretatie]
Het weten in Skandinavië is nog niet de helft van hun vertrouwen (halverwege deel 4).

Wat heeft dat voor een gevolgen voor het handelen van de Skandinaviër? (meer antwoorden mogelijk)

8. 
[interpretatie]
Hoe denkt Ter Braak over de Nederlandse lezer?

9. 
[woordenschat]
Wat is de betekenis van:

savoureren

10. 
[versleer]
Rijm

De kater komt later.
Welke twee vormen van rijm zijn hier te herkennen?
Zie ook rijm

11. 
[interpretatie]
Wat wil hij aan het eind van het artikel met het volgende rijm zeggen?

De kater komt later.

12. 
[interpretatie]
Wat bedoelt hij met de laatste zin?

En het gekrijs van de kater is dikwijls de bazuin van het werkelijke leven.

13. 
[debat]

Debatopdracht
In deel 3 heeft Ter Braak het over ‘het beroemde boek van Ortega y Gasset’. Hij doelt dan op het boek La Rebelión de las masas. Het werd in 1932 in het Engels vertaald als The Revolt Of The Masses. In 2015 komt er van Diederik Boomsma een vertaling uit: De opstand van de massamens.

Ortega is in dit boek kritisch over de massamens. Die definieert hij als iemand die zichzelf ziet als gelijk aan ieder ander. Ortega betwijfelt of de massamens in staat is om eigen baas te zijn. Door het ontbreken van idealen zou de señorito satisfecho zich als een zelfvoldaan kind gedragen ten aanzien van de beschaving. Gebrek aan bescheidenheid, zelfkritiek en aan respect voor autoriteit geeft de massamens het gevoel van macht en zucht tot heersen. Dit zou ten koste gaan van de elite. Ook in Nederland wordt het gedrag tijdens de pandemie van de mensen vergeleken met de massamens bij Ortega.

Wat vinden jullie van de het gedrag van de Nederlander als het gaat om de pandemie. Zijn wij te passief en moeten we beter voor onze vrijheden opkomen of moet de regering beter handhaven?

Uitdrukkingen over varkens en zwijnen

Wat betekenen de spreekwoorden en uitdrukkingen?

1. 

De een scheert schapen, de ander varkens.

2. 

Eten als een varken

3. 

Zij gaan als zwijnen aan de bak.

4. 

Tussen zwijn en big zijn

5. 

Dat slaat als een tang op een varken.

6. 

Zo dom als het achtereind van een varken 

7. 

Biggen worden ook zwijnen. 

8. 

't Varken is op een oor na gevild. 

9. 

't Varken is op een oor na gevild. 

10. 

We zullen het varkentje wel even wassen. 

11. 

Paarlen voor de zwijnen gooien.

12. 

Schreeuwen als een mager speenvarken

13. 

Als 't varken zat is, gooit het de bak om. 

14. 

Hij zwijnde bij die bal. 

15. 

Een varken heeft wel een krul in zijn staart. 

varkens en zwijnen

Wat betekenen de spreekwoorden en uitdrukkingen?

1. 

Paarlen voor de zwijnen

2. 

We zullen het varkentje wel even wassen. 

3. 

De een scheert schapen, de ander varkens.

4. 

Tussen zwijn en big zijn

5. 

Zo dom als het achtereind van een varken 

6. 

Biggen worden ook zwijnen. 

7. 

Zij gaan als zwijnen aan de bak.

8. 

Als 't varken zat is, gooit het de bak om. 

9. 

Dat slaat als een tang op een varken.

10. 

Hij zwijnde bij die bal. 

11. 

Eten als een varken

12. 

't Varken is op een oor na gevild. 

13. 

Schreeuwen als een mager speenvarken

14. 

Een varken heeft wel een krul in zijn staart. 

15. 

Veel varkens maken de spoeling dun.

Vaste voorzetsels bij werkwoorden

Welk voorzetsel moet hier ingevuld woorden?

1. 

Kan jij je wel goed concentreren ..... je werk?

2. 

Wil jij wel kennismaken ..... je schoonouders?

3. 

Hij heeft een hekel ..... huiswerk maken.

4. 

Waar ben jij bang ..... ?

5. 

Ga jij je nog inschrijven ..... die nieuwe cursus?

6. 

Zal hij nog meedoen ..... de Olympische Spelen?

7. 

Ik moet altijd lachen ..... zijn opmerkingen.

8. 

Het is heel makkelijk om daar kritiek ..... te hebben.

9. 

Ik moet haar nog feliciteren ..... haar verjaardag.

10. 

Ik ben benieuwd hoe zij reageert ..... de nieuwe voorstellen.

11. 

Tijdens de lockdown houdt niet iedereen zich ..... de regels.

12. 

Je moet je schamen ..... die opmerking.

13. 

Hij schijnt daar nogal wat invloed ..... te hebben.

14. 

Luister jij nog veel ..... de radio?

15. 

Ik moet dat geld nog overmaken .....zijn rekening.