Voornaamwoorden

Persoonlijke vnw. (ik, jij, wij enz.) noemen personen zonder ze bij naam te noemen.

Bezittelijke vnw.(mijnjouw, onze, enz.) Geven een relatie tussen iemand /iets en een zelfstandig naamwoord aan.

Aanwijzende vnw.

Vragende vnw.

Betrekkelijke vnw.

    • Wederkerende vnw. : me, je, zich, ons, etc.
    • Wederkerige vnw.: elkaar(s), elkander

Onbepaalde vnw: zijn woorden als men, niemand, iets, ieder(een), alles, wat, enig(e), het een of ander.

OEFENING VOORNAAMWOORDEN

BENOEM DE GEKLEURDE VOORNAAMWOORDEN 

1. 

Wie zal ik meenemen naar de uitzending?

2. 

Wat voor bezwaar heb je tegen het vaccin?

3. 

Met dat exemplaar ga ik volgende naar Tussen Kunst en Kitsch.

4. 

Wat voor bezwaar heb je tegen het vaccin?

5. 

Hier is een zeldzaam exemplaar dat ik geërfd  heb.

6. 

Wat voor een beoordeling het erfstuk zal krijgen, weet ik niet.

7. 

Wat voor een beoordeling mijn erfstuk zal krijgen, weet ik niet.

8. 

Niemand kon weten wat de pandemie voor ons zou gaan betekenen.

9. 

Hopelijk heb ik me niet in de datum vergist.

10. 

Niemand kon weten wat de pandemie voor ons zou gaan betekenen.

11. 

Ik ben benieuwd of we in beeld komen.