Wanneer gebruik je een koppelteken?
- Om uitspraakproblemen te voorkomen (klinkerbotsing)
→ auto-ongeluk, ski-instructeur, radio-uitzending, koffie-uurtje - In namen van getrouwde vrouwen
→ Mevrouw Visser- Bouwman, Mevrouw Vlug-Laan - In samenstellingen met voorvoegsels zoals: niet, oud, ex, anti, semi, St of Sint etc.
→ niet-roker, oud-leerling, t.b.c.- patiënt, ex-vriend, Sint-Pieter - Als twee woorden op hetzelfde niveau staan (twee gelijkwaardige delen)
→ zwart-witfoto, sociaal-economisch, noord-zuidlijn - Als een samenstelling begint met cijfers, afkortingen of losse letters
→ 25-jarig, A4-tje, x-as, t-shirt, een B-pakket, het $-teken - Samenstellingen met meerdere woorden (vaste uitdrukkingen)
→ een-klap-van-heb-ik-jou-daar, doe-het-zelfzaak, open-eindvraag, op-en-neerbeweging - In combinaties van titels en rollen/beroepen
→ prins-carnaval, koning-voetballer, directeur- generaal
- Om uitspraakproblemen te voorkomen (klinkerbotsing)
Samenstellingen schrijf je aan elkaar: driepersoonslift, Kinderboekenweek, fietsband, klantvriendelijk.
Dat geldt ook voor:
- Voornaamwoordelijke bijwoorden die beginnen met er-, hier-, daar- en waar-: ermee, hierover, daarmee en waarover.
- Getallen tot honderd: zestien, zevenendertig, vierenvijftig.
- Samenstellingen met honderd en duizend: twaalfhonderd, veertigduizend