Het koppelteken

Wanneer gebruik je een koppelteken?

    1. Om uitspraakproblemen te voorkomen (klinkerbotsing)
      auto-ongeluk, ski-instructeur, radio-uitzending, koffie-uurtje
    2. In namen van getrouwde vrouwen
      Mevrouw Visser- Bouwman, Mevrouw Vlug-Laan
    3. In samenstellingen met voorvoegsels zoals: niet, oud, ex, anti, semi, St of Sint etc.
      niet-roker, oud-leerling, t.b.c.- patiënt, ex-vriend, Sint-Pieter
    4. Als twee woorden op hetzelfde niveau staan (twee gelijkwaardige delen)
      zwart-witfoto, sociaal-economisch, noord-zuidlijn
    5. Als een samenstelling begint met cijfers, afkortingen of losse letters
      25-jarig, A4-tje, x-as, t-shirt, een B-pakket, het $-teken
    6. Samenstellingen met meerdere woorden (vaste uitdrukkingen)
      → een-klap-van-heb-ik-jou-daar, doe-het-zelfzaak, open-eindvraag, op-en-neerbeweging
    7. In combinaties  van titels en rollen/beroepen
      prins-carnaval, koning-voetballer, directeur- generaal

Samenstellingen schrijf je aan elkaar: driepersoonslift, Kinderboekenweek, fietsband, klantvriendelijk.
Dat geldt ook voor:

    • Voornaamwoordelijke bijwoorden die beginnen met er-, hier-, daar- en waar-: ermee, hierover, daarmee en waarover.
    • Getallen tot honderd: zestien, zevenendertig, vierenvijftig.
    • Samenstellingen met honderd en duizend: twaalfhonderd, veertigduizend

OEFENING

1. 

Wat is de juiste spelling?







2. 

Wat is de juiste spelling?





3. 

Wat is de juiste spelling?

4. 

Wat is de juiste spelling?

5. 

Wat is de juiste spelling?

6. 

Wat is de juiste spelling?

7. 

Wat is de juiste spelling?






8. 

Wat is de juiste spelling?

9. 

Wat is de juiste spelling?

10. 

Wat is de juiste spelling?

11. 

Wat is de juiste spelling?

12. 

Wat is de juiste spelling?




13. 

Wat is de juiste spelling?

14. 

Wat is de juiste spelling?








15. 

Wat is de juiste spelling?