Nationaal dictee 2021

Selecteer het/de woord(en) die goed gespeld zijn.

1. 

Welk antwoord is juist?

2. 

Welk antwoord is juist?

3. 

Welk antwoord is juist?

4. 

Welk antwoord is juist?

5. 

Welk antwoord is juist?

6. 

Welk antwoord is juist?

7. 

Welk antwoord is juist?

8. 

Welk antwoord is juist?

9. 

Welk antwoord is juist?

10. 

Welk antwoord is juist?

Oefening verhaalanalyse

WAAR OF ONWAAR?

Goede antwoorden geven (door middel van filmpjes) extra uitleg.
1. 

Als je je verhaal beleeft door de ogen van verschillende hij/zij-figuren heb je te maken met een personaal perspectief.

2. 

Een leidmotief komt maar eenmaal voor in een verhaal.

3. 

Als de verteller niet deelneemt aan de handeling en commentaar geeft op de gebeurtenissen, is er een ik-verteller aan het woord.

4. 

Een motto is niet hetzelfde als een opdracht.

5. 

Een sujet geeft geen chronologische samenvatting van de gebeurtenissen in een verhaal.

6. 

Als je in een samenvatting het aantal pagina's of regels van het verhaal noemt, heb je het over de verteltijd.

7. 

Een karakter maakt in een verhaal geen ontwikkeling door.

8. 

Als je je kunt inleven in een/de hoofdfiguur, zal je het verhaal spannender vinden.

9. 

Als je je afvraagt waarom bepaalde gebeurtenissen lopen zoals ze lopen, is er sprake van een open plek.

10. 

Als je de beschreven gebeurtenissen niet verwacht in de ruimte waar ze zich afspelen, spreek je van contrast tussen ruimte en handeling.

Oefening beeldspraak

december 7, 2025

Welke vorm van beeldspraak wordt gebruikt:

vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia of synesthesie?

Aantal vragen 10

1. 

Sommige asielopvangcentra lijken meer kille gevangenissen.

2. 

Nu gaan controleren is volgens de burgemeester dweilen met de kraan open.

3. 

Ik denk dat we maar vroeg onder de wol kruipen want er is niets op TV vanavond.

4. 

De aanvoeder maakte zijn medespelers bittere verwijten na het gelijke spel.

5. 

Toen zij zonder QR-code niet naar binnenmocht, ging ze tekeer als een mager speenvarken.

6. 

Na die woorden van de rector zweeg de zaal.

7. 

De vrachtwagen donderde van de berg af.

8. 

Het toeval wilde dat we hem daar weer tegenkwamen.

9. 

Kjeld Nuis is zo sterk als een beer.

10. 

Bij het afscheid sprak de afdelingsleider zoete woorden tot de vertrekkende leraar.

Understatement, hyperbool of eufemisme?

Welk stijlmiddel wordt gebruikt?

Zie ook CambiumNed

1. 

Met de tong op de schoenen kwamen ze bij de hut in de Himalaya aan.

2. 

Ik heb me bescheurd om zijn optreden.

3. 

Ik werd nog dezelfde middag geholpen aan mijn verlamde been.

4. 

Ik zie dat je dertig fout in je werk hebt, dat heeft nog wel een paar verbeteringen nodig.

5. 

Het trekken van de kies was niet geheel pijnloos.

Kiezen trekken in het verleden.

6. 

Heb jij nog steeds problemen met je stoelgang?

7. 

Na twee dagen zoeken was men toch bang dat er iets gebeurd zou zijn?

8. 

Als je dat nog een keer doet, sla ik je tot moes.

Synoniemen

Synoniemen in de sport

Welk woorden zijn GEEN synoniem?

1. 
Welk woord is geen synoniem van

spits?

2. 
Welk woord is geen synoniem van

scheidsrechter?

3. 
Welk woord is geen synoniem van

trainer?

4. 
Welk woord is geen synoniem van

boemerang?

5. 
Welk woord is geen synoniem van de

Champions league?

6. 
Welk woord is geen synoniem van

De weggestuurde turner?

7. 
Welk woord is geen synoniem van

Frank Rijkaard?

8. 
Welk woord is geen synoniem van

keeper?

Grappige woorden

Wat betekenen de woorden?

1. 
Wat betekent

mierennneuker?

2. 
Wat betekent

pikketanussie?

3. 
Wat betekent

toedeledokie?

4. 
Wat betekent

Jip en Janneke taal?

5. 
Wat betekent

droeftoeter?

6. 
Wat betekent

graftak?

7. 
Wat betekent

beunhaas?

8. 
Wat betekent

hufterproof?

9. 
Wat betekent

hufterproof?

Verleiding

Oefening werkwoordsvormen

Oefening 2 zinsdelen

Benoem het schuingedrukte zinsdeel.

Selecteer het juiste antwoord.

1. 

Morgen moet mijn auto naar de garage.

2. 

Vanavond en vannacht blijven de buien actief.

3. 

Met een automaat mag ik weer autorijden.

4. 

Hij heeft het hem nog net op tijd gegeven.

5. 


De winter is dit jaar al vroeg ingevallen.

6. 

Ten Hag moet nog dagelijks in de spiegel kijken.

7. 


Dumoulin heeft de Vuelta verlaten.

8. 

Ajax verspeelde de voorsprong bij Atalanta.

Oefening dubbelop

Welke fout wordt gemaakt?

1. 

Koning Willem Alexander kwam oprecht over, hij meende het echt.

2. 

Grapperhaus kijkt of daar nog een mouw aan vast te knopen is.

3. 

De houten boomstam liet de gemeente liggen opdat de kinderen er mee zouden kunnen spelen.

4. 

Het is heel plausibel dat hij waarschijnlijk het virus op de tennisbaan heeft opgelopen.

5. 

Aan al die virologen op de televisie erger ik me dood aan.

6. 

Hart was zeer verheugd en blij met zijn overwinning in de Giro.

7. 

Premier Rutte gaat dat linea directa oplossen.

8. 

Had je hem in de mogelijkheid gesteld daarop te reageren.

9. 

We zullen daar nog een mondeling gesprek over hebben.

10. 

Enige weerstand kan nooit geen kwaad.

11. 

Op de steun van de oppositie durfde de premier niet meer op te rekenen.

12. 

Onder dit afdak voorkom ik dat ik niet nat word.