Sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden krijgen in de verleden tijd een andere klinker en het voltooid deelwoord eindigt op -en (voorbeeld schrijven - schreef – geschreven). Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te of -de achter de stam en het voltooid deelwoord eindigt op -t of -d (voorbeelden werken - werkte – gewerkt en reizen - reisde – gereisd).
Onregelmatige werkwoorden
De werkwoorden hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen noemen we onregelmatige werkwoorden Deze werkwoorden hebben soms afwijkende vormen in de tegenwoordige tijd en ook de verleden tijd is vaak onvoorspelbaar.
Meer informatie: Onze Taal
OEFENING
Hebben we hier te maken met een sterk, zwak of onregelmatig werkwoord?