Mijn lief
‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief.’ Zo sprak mijn lief mij toe,
dewijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden.
De woordjes alle drie, wel klaar en wel bescheiden,
vloeiden mijn oren in, en roerden (‘k weet niet hoe)
al mijn gedachten om, staag malend, nemmer moe;
die ‘t oor wantrouwen en de woordjes wederleiden.
Dies ik mijn vrouw bad mij klaarder te verbreiden
haar mysterieuze reên; en zij verhaald’ het doe
O rijkdom van mijn hart, dat overliep van vreugde!
Bedoven viel mijn ziel in haar vol hart van deugden.
Maar toen de morgenster nam voor den dag haar wijk
is, met de heldere zon, de waarheid droef glashelder.
Hemelse goôn, hoe komt de schijn zo na aan ‘t wezen,
het leven droom, en droom het leven zo gelijk?
PC Hooft (1581-1647) (link KB)

Time's up









