Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: wie/wat + gezegde + onderwerp?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.
- Marjan kocht een Gazelle. ‘Wat kocht Marjan?’ Antwoord: een Gazelle = lijdend voorwerp.
Een lijdend voorwerp kan een zelfstandig naamwoord (Marjan, Gazelle, fiets), een woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern (haar nieuwe Gazelle) of een persoonlijk voornaamwoord zijn (mij, je, haar, het, ons, hen).
Een andere manier om het lijdend voorwerp te vinden is de volgende:
Zet een zin in de bedrijvende vorm om in de lijdende vorm, het lijdend voorwerp wordt dan onderwerp.
Voorbeeld:
De vrouw koopt de tas (lv). => De tas (o) wordt door de vrouw gekocht.
In een zin die in de lijdende vorm staat, staat nooit een lijdend voorwerp.
Opmerking
Als er in een zin een naamwoordelijk gezegde (en dus een koppelwerkoord) staat, staat er geen lijdend voorwerp in.
HITTEGOLF
Oefening Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp of staat er geen lijdend voorwerp in de zin?