In ‘t land der dromen in het dromenland,
het is als kindren badend in de zee,
met het gekniel van lichtvrouw in gebee,
de lichte armen hoog op de zee, want
er is gezweef van bove’, en van de kant
ruist donkere muziek in om de vree
der wereld, der zonneberuiste steê,
en maakt het een verward doorzocht droomland.
Zachte dromen maken een helderheid
en ene kind-doorlach’ne werklijkheid—
zalig de aarde ware wij op wonen—
en het langsgaande is om ons te lonen—
dromenland is het land der natte zee
waar kindren spelen in rondgaande menigte.