De blauwbilgorgel – C. Buddingh

 
Ik ben de blauwbilgorgel,
 
Mijn vader was een porgel,
 
Mijn moeder was een porulan,
 
Daar komen vreemde kind’ren van.
 
Raban! Raban! Raban!
 
 
 
Ik ben de blauwbilgorgel,
 
Ik lust alleen maar korgel,
 
Behalve als de nachtuil krijst,
 
Dan eet ik riep en rimmelrijst.
 
Rabijst! Rabijst! Rabijst!
 
 
 
Ik ben de blauwbilgorgel,
 
Als ik niet wok of worgel,
 
Dan lig ik languit in de zon
 
En knoester met mijn knezidon.
 
Rabon! Rabon! Rabon!
 
 
 
Ik ben de blauwbilgorgel,
 
Eens sterf ik aan de schorgel,
 
En schrompel als een kriks ineen
 
En word een blauwe kiezelsteen.
 
Ga heen! Ga heen! Ga heen!