Een bepaling van gesteldheid (BvG) zegt iets over:
- Het gezegde en het onderwerp: Mopperend liep hij weg.
Mopperend weglopen ; hij mopperde (gezegde en onderwerp)
Mopperend = BvG
- Het gezegde en het lijdend voorwerp: Marjolein vindt de soep heerlijk.
Heerlijk vinden; de soep is heerlijk (gezegde en lijdend voorwerp)
Heerlijk = BvGDe bepaling van gesteldheid is meestal een bijvoeglijk naamwoord, een voltooid of onvoltooid deelwoord of een woordgroep met als of een voorzetsel aan het begin.
Zie ook Onze Taal
OEFENING
Wat is een bepaling van gesteldheid in de volgende zinnen?