Opdrachten


Sonnet van burgerdeugd

De trammen tuimlen door de lange straten;
Al ’t leven buiten, en de ramen dicht;
Wat thee voor ons en de avond te verpraten.
De lamp streelt rustig ons voornaam gezicht.

Inbrekers, wurgers, rovers en piraten,
En de eerste Zondvloed en het laatst Gericht –
Elke onrust heeft ons deugdzaam hart verlaten.
O thee! o vriendschap! o kalmerend licht! 

Straks ’t balsemende donker, morgen lopen
Wij opgefleurd te kopen of verkopen:
God levert de eerzucht en het daaglijks brood.

Genoeg vermoeienis om ’s nachts te slapen;
Alle overgangen tussen lach en gapen;
En aan het eind, de Liefderijke Dood.

E. du Perron
1. 

Wat is hier van toepassing? Zie Versvormen

2. 

Wat is het rijmschema van het gedicht?

3. 

Welk stijlmiddel herken je in de 2e strofe?

4. 

Waarom gebruikt de dichter het stijlmiddel uit de vorige vraag?

5. 

Wat is het thema van dit gedicht?

6. 

Volgens schrijvers die in het blad Forum (1932) schreven moest een kunstenaar een persoonlijkheid zijn en die problemen van zijn tijd stoer tegemoet treedt.  Zij vonden de vorm van een gedicht niet zo belangrijk. J.C. Bloem vatte de ideeënstrijd samen met de  woorden ‘de vent of de vorm'.
Wat vond Du Perron?